Kent u dat gevoel, beste schakers? Dat een euforisch voorgevoel zich meester van je maakt, je je al begint te verheugen op de klappen die je op het bord gaat uitdelen aan de tegenstander die de opening nog net wat weifelender dan jezelf heeft behandeld. Want dat mag je zeggen als deze in de eerste 16 zetten 4 keer zijn dameloper heeft moeten verschuiven. Zelf speel je 17. Dd1-c1, waarmee je met de loper op d2 een batterij opstelt om op h6 een vernietigend offer te plaatsen, waarna je dame met aanstormende pionnen, die reeds geposteerd staan op f5, g4 en h3, geen spaan van de zo gemankeerde koningstelling van zwart wil overlaten.
Wij hebben het hier over het centercourt duel tussen de numero’s 1 en 2 van de interne competitie. Misschien daarom wel dat dit traag op gang kwam. Zoekende spelers die geen fouten wilden maken. Kleine zetjes eerst. Voor mijn doen stak ik er wel heel veel bedenktijd in. Maar met 13. f4, 14. g4 en 16 f5. schudde ik alle terughoudendheid van me af.
Het tekent weer mijn tekortkomingen op schaakgebied dat mijn denken toch vooral werd bepaald door de eigen mogelijkheden, mijn honger naar de zwarte koning. Mijn grote respect voor tegenstander Willem werd daardoor naar de achtergrond gedrongen, ik had beter moeten weten. Vaag zag ik wel dat zijn dame op b6 de zesde rij bestreek, maar tussen dat veld en h6, het focuspunt van mijn aanval, stonden immers nog twee zwarte paarden. Willem had zeker dieper gekeken, natuurlijk voorzag hij mijn komend offer op h6, en hij verheugde zich op het gegeven dat zijn paard op f6 op het juiste moment een sprongetje zou kunnen gaan maken naar g4, om daarmee een vork te plaatsen op h6 en mijn koning op h2, familieschaak in optima forma. En dat was niet eens een offer, want het antwoord h3xg4 waarmee schaak wordt opgeheven, geeft zwart Db6 x h6 en daarmee weg dame, weg aanval, en opgegeven!
Als een granaat die in eigen hand ontploft! Na 19 zetten stonden we weer op straat.
Geen gratis toren dit keer Ton 😉